terug naar zoekresultaten voor 'ik'

RNA

RNA is de afkorting voor ribonucleïnezuur, bestanddeel van kerneiwitten, meestal als enkele streng van nucleotiden, elk bestaande uit een geraamte van suiker, fosfaat en één van de vier organische basen adenine (A), cytosine (C), guanine (G) en uridine (U), dus zoals DNA, maar dan met uracil in plaats van thymine (T).
RNA‑moleculen kunnen zich binden aan andere nucleïnezuren die over een deel of de gehele lengte van het molecuul een complementaire nucleotidenvolgorde hebben. Op dit principe is de werking van RNA gebaseerd.
In de cel worden drie soorten RNA onderscheiden: transfer‑RNA's, waaraan specifiek één aminozuur kan worden gekoppeld; ribosomaal RNA, dat de structuur van ribosomen bepaalt; en boodschapper RNA. Dit laatste bevat de genetische informatie (boodschap) voor de aminozuurvolgorde van een eiwit. Er bestaat een apart boodschapper‑RNA voor elk eiwit. De boodschap bestaat uit een getrouwe kopie (transcript) van de nucleotidenvolgorde van het grootste deel van één van de twee strengen van het gen dat voor het betreffende eiwit codeert.

Zie ook genetische code.

Quizvraag v/d week

Woord v/d week

Meest gezocht deze week

Wie schreef de opera Le nozze di Figaro?


JUIST!NIET JUIST!

Mozart

pidgin

\'Werktaal\' tussen mensen die geen gemeenschappelijke taal hebben, maar toch moeten samenwerken of handeldrijven. Basis is een samenraapsel van uitdrukkingen, constructies en woorden uit de moedertalen van de deelnemers. Pidgins hebben een beperkt vocabulaire, een beperkte grammatica, en dus beperkte mogelijkheden. Ze kunnen zeer lang bestaan als \'markttaal\', die door niemand thuis gebezigd wordt, zoals het Sabir, dat vanaf de Middeleeuwen tot in de twintigste eeuw langs de kusten van de Middellandse Zee in gebruik was. Wordt een pidgin eenmaal de moedertaal van een nieuwe generatie, dan spreken we van een creooltaal.
Zie ook
creolistiek.