RNA
RNA is de afkorting voor ribonucleïnezuur, bestanddeel van kerneiwitten, meestal als enkele streng van nucleotiden, elk bestaande uit een geraamte van suiker, fosfaat en één van de vier organische basen adenine (A), cytosine (C), guanine (G) en uridine (U), dus zoals DNA, maar dan met uracil in plaats van thymine (T).
RNA‑moleculen kunnen zich binden aan andere nucleïnezuren die over een deel of de gehele lengte van het molecuul een complementaire nucleotidenvolgorde hebben. Op dit principe is de werking van RNA gebaseerd.
In de cel worden drie soorten RNA onderscheiden: transfer‑RNA's, waaraan specifiek één aminozuur kan worden gekoppeld; ribosomaal RNA, dat de structuur van ribosomen bepaalt; en boodschapper RNA. Dit laatste bevat de genetische informatie (boodschap) voor de aminozuurvolgorde van een eiwit. Er bestaat een apart boodschapper‑RNA voor elk eiwit. De boodschap bestaat uit een getrouwe kopie (transcript) van de nucleotidenvolgorde van het grootste deel van één van de twee strengen van het gen dat voor het betreffende eiwit codeert.
Wie is in de Noord-Europese mythologie de god van de vruchtbaarheid en de donder?
biofeedback
Biofeedback is een trainingstechniek waarbij iemand bepaalde lichaamsfuncties bij zichzelf probeert te beheersen die gewoonlijk buiten het bewustzijn verlopen, zoals het ritme van het hart, de ademhaling of de bloeddruk. Biofeedback is in sommige gevallen succesvol gebleken bij de behandeling van hoofdpijn, rugpijn, hypertensie (hoge bloeddruk) en hyperventilatie.