oog
Het ook is het gezichtsorgaan met als belangrijkste delen de oogbol, zenuwen en vaten. De oogbol is opgebouwd uit drie lagen: de buitenste laag is de harde oogrok (sclera), waaraan de oogspieren zijn bevestigd en die aan de voorkant overgaat in het hoornvlies (cornea).
Het middelste deel is het vaatvlies, dat aan de voorzijde het regenboogvlies (iris) vormt, het gekleurde (meestal blauwe of bruine) deel van het oog rondom de pupil. Door samentrekking of door verwijding reguleert de iris de hoeveelheid licht die het oog via de pupil binnenkomt. De binnenste laag is het netvlies (de retina), waar de lichtprikkels via zintuigcellen worden waargenomen en van waaruit de prikkels via de gezichtszenuw (nervus opticus) naar de hersenen worden geleid.
Er zijn twee typen zintuigcellen te onderscheiden: de staafjes voor zwart‑witwaarnemingen en de kegeltjes voor het kleuren zien. Voor in het oog bevindt zich de lens, een doorzichtige, glasachtige bol, die een bepaalde breking van de lichtstralen veroorzaakt en zo het waargenomen voorwerp scherp op het netvlies afbeeldt.
Welk zeilschip werd vanaf de 17e eeuw gebruikt als vrachtschip voor de binnenwateren?
adaptatie
Adaptatie is de wijze waarop een levend organisme zich aanpast aan een wijziging van zijn leefomstandigheden. Dat kan gaan om een tijdelijke verandering bij een kortdurende wijziging, zoals vogels die bij felle kou hun verenpak opzetten. De leefomgeving kan ook blijvend veranderen, waardoor sommige organismen bepaalde blijvende eigenschappen ontwikkelen. Deze veranderingen worden erfelijk vastgelegd en aan het nageslacht doorgeven. Zo merkte Darwin op dat de door hem bestudeerde vinken verschillende snavels ontwikkelden al naargelang de omgeving waarin zij leefden.