terug naar zoekresultaten voor 'object'

impressionisme

In de Salon d'Exposition van 1872 presenteerde Claude Monet een veelkleurig schilderij met de titel Impression, soleil levant (Impressie, opgaande zon). De criticus Leroy ontleende daaraan de spotnaam 'impressionisten' voor de (toen nog miskende) kunstenaars die net als Monet probeerden het licht van de kleuren dat een voorwerp op het oog van de kijker doet vallen in hun onderwerp vast te houden. Dàt wilden zij uitbeelden met uitsluiting van andere elementen. Zij wilden alleen die optische indruk (impressie) omzetten in verftekens. De kijker moet dan eigenlijk aan niets denken náást datgene wat hij in eerste indruk ziet.
De kleur verandert met het licht, al naar gelang het moment van de dag. Niet verwonderlijk dus dat van hetzelfde object meer dan één schilderij werd gemaakt, zoals Monet deed. Met korte penseelstreken werden ongemengde verfsoorten op een witte ondergrond naast elkaar gezet. De schittering van de kleurimpressie moest niet worden vertroebeld door het mengen op het palet. Perspectief en de kleur zwart werden zoveel mogelijk vermeden. Dat bemoeilijkte soms de herkenbaarheid. Impressionisten schilderden het liefst in de open lucht.
De impressionisten beschouwden niet Monet maar Edouard Manet als hun voorloper en leider. Vermoedelijk omdat Manet met zijn werk al vanaf 1850 afstand genomen had van het oordeel van de officiële kunstwereld. Maar een echte impressionist was hij niet.
Het impressionisme is van zeer grote invloed geweest op de ontwikkeling van de schilderkunst. Belangrijke kunstenaars waren Edgar Degas, Camille Pissarro, Alfred Sisley, Auguste Renoir, Berthe Morisot en Mary Cassatt.

Quizvraag v/d week

Woord v/d week

Meest gezocht deze week

Welke Italiaanse architect ontwierp het Groninger Museum?


JUIST!NIET JUIST!

Alessandro Mendini

pidgin

\'Werktaal\' tussen mensen die geen gemeenschappelijke taal hebben, maar toch moeten samenwerken of handeldrijven. Basis is een samenraapsel van uitdrukkingen, constructies en woorden uit de moedertalen van de deelnemers. Pidgins hebben een beperkt vocabulaire, een beperkte grammatica, en dus beperkte mogelijkheden. Ze kunnen zeer lang bestaan als \'markttaal\', die door niemand thuis gebezigd wordt, zoals het Sabir, dat vanaf de Middeleeuwen tot in de twintigste eeuw langs de kusten van de Middellandse Zee in gebruik was. Wordt een pidgin eenmaal de moedertaal van een nieuwe generatie, dan spreken we van een creooltaal.
Zie ook
creolistiek.