fase
1. In de natuurkunde en de scheikunde: elk van de verschijningsvormen waarin een macroscopische stof kan voorkomen: gas, vloeistof en vaste stof. Wanneer de temperatuur en/of de druk verandert, kan de materie een overgang van de ene naar de andere fase ondergaan (zie ook kookpunt en smeltpunt). Vele stoffen hebben meer dan één onderscheidbare vaste fase. De tinpest, die tinnen voorwerpen uiteen doet vallen, berust op de overgang van 'wit' tin naar 'grijs' tin.
2. Bij periodieke verschijnselen, zoals in de optica, een relatieve maat die bepaald wordt door het tijdstip waarop een golf zich bevindt, ten opzichte van het moment waarop de golf de evenwichtsstand passeert.
Welk zeilschip werd vanaf de 17e eeuw gebruikt als vrachtschip voor de binnenwateren?
oligarchie
(Grieks: oligos = weinig, archein = heersen) Dus regeren door enkelen. De term is afkomstig uit de Politeia van Plato en vormt een van zijn drie slechte regeringsvormen. Voorbeelden van oligarchieën waren de Griekse stadstaten Athene en Sparta gedurende bepaalde perioden van hun bestaan. Hetzelfde geldt voor de Hollandse steden tijdens de Republiek.
Zie ook communisme en fascisme.