IRT-affaire

De IRT-affaire betrof het Interregionaal Rechercheteam. In 1994 werd een parlementaire enquête gehouden naar de opsporingsmethoden van dit team bij de bestrijding van georganiseerde criminaliteit. Aanleiding was een verklaring uit 1993 van de Amsterdamse burgemeester Van Thijn, hoofdcommissaris van politie Nordholt en hoofdofficier van justitie Vrakking, waarin zij hun medewerking aan het IRT opzeiden. Openlijk distantieerden zij zich van de IRT-methode, waarbij infiltranten zelf drugs importeerden in de hoop grote bendes op te sporen. Door deze dubieuze methode was het bewijsmateriaal onbruikbaar in de rechtszaal.
De in gestelde onderzoekscommissie-Wieringa concludeerde echter dat het IRT een succesvol en goedlopend team was geweest, dat onnodig was opgeheven. Dat kostte de verantwoordelijke ministers Hirsch Ballin (Justitie) en Van Thijn (Binnenlandse Zaken) de kop. Hierna besloot de Tweede Kamer tot een parlementaire enquête. In het eindrapport van enquêtevoorzitter Van Traa concludeerde men dat voortaan alleen wettelijk getoetste opsporingsmethoden gebruikt mogen worden.

Quizvraag v/d week

Woord v/d week

Meest gezocht deze week

Bij welke regeringsvorm wordt er door enkelen geregeerd?


JUIST!NIET JUIST!

oligarchie

neutraliteit

Onafhankelijke opstelling in de buitenlandse politiek waarbij geen keuze wordt gemaakt tussen tegengestelde of strijdende partijen. Zo is Zwitserland gedurende lange tijd geen lid geworden van de Verenigde Naties omdat het meende dat het lidmaatschap ervan verplichtingen bevatte die in strijd kunnen zijn met de traditionele Zwitserse neutraliteit. In 2002 is het land echter alsnog toegetreden.