aflaat
Kwijtschelding van een boete (penitentie, vasten, zelfkastijding), die door de kerk aan zondaars werd opgelegd. In de loop van de tijd kwam het verrichten van goed werk (het geven van aalmoezen, bedevaarten, vrijlating van horigen) steeds meer daarvoor in de plaats. Maar aflaten werden ook verleend aan degenen die geld schonken voor de bouw van kerken, hospitalen enzovoort. Die praktijk leidde tot misbruiken, waaraan pas op het Concilie van Trente halverwege de zestiende eeuw een einde werd gemaakt.
Welke politieke stroming is gericht op het behoud van de bestaande orde?
retoriek
Oorspronkelijk bij de oude Grieken de leer der welsprekendheid. De tegenwoordige betekenis is minder gunstig: bombastisch en gezwollen taalgebruik. Een retorische vraag is een schijnvraag, omdat de vragensteller niet werkelijk een antwoord verwacht (bijvoorbeeld: \'wou je soms zeggen dat het allemaal wel meevalt?\').