syllogisme

Een deductieve redenering, waarbij het bijzondere uit het algemene wordt afgeleid. Deze bestaat uit drie oordelen, waarvan de eerste twee de premissen worden genoemd en de derde de conclusie. Elk oordeel bevat twee termen, de subjectterm en de predikaatterm. De beide premissen moeten minstens één term gemeen hebben, de zogenaamde middenterm. De term die in de conclusie de predikaatterm is, wordt de majorterm genoemd en de subjectterm de minorterm. De premisse waarin de majorterm voorkomt, noemt men de major, die waarin de minorterm voorkomt de minor.
Voorbeeld: alle mensen zijn sterfelijk (major); Aristoteles is een mens (minor); Aristoteles is sterfelijk.

Quizvraag v/d week

Woord v/d week

Meest gezocht deze week

Welke schrijver uit de Griekse oudheid schreef fabels zoals De haas en de schildpad?


JUIST!NIET JUIST!

Aesopus

sociale cohesie

Mate waarin burgers in de maatschappij verbondenheid ervaren en zich medeverantwoordelijk voelen voor het algemeen welzijn. Staat tegenover \'ieder voor zich\'.