dogma
(Grieks: bevel, besluit). Op gezag berustende en in bepaalde kring als waarheid erkende uitspraak. Binnen de christelijke traditie kreeg het woord de betekenis van bindende uitspraak over het geloof of een onderdeel ervan.
Hoewel het bijvoeglijk naamwoord dogmatisch van dogma is afgeleid, heeft het een andere, negatieve betekenis: voor een dogmaticus is alleen zijn eigen overtuiging waar.
Welke Haarlemse schilder uit de Gouden Eeuw werd bekend om zijn portretten?
mediacratie
Term om aan te geven dat politieke opvattingen en voorkeuren steeds meer worden beïnvloed door de manier van optreden van politici op de televisie en steeds minder door partijprogramma\'s. Samentrekking van media en democratie. Daarom ook wel tv-democratie genoemd.