geologische geschiedenis van de aarde
De aarde werd evenals de rest van het zonnestelsel gevormd uit een schijf van stof rond de jonge zon. In het begin was de aarde zeer heet, misschien vloeibaar, maar hij koelde snel af. De dampkring ontstond en oceanen werden gevormd. Leven in de vorm van eencelligen was er al toen de aarde 3,5 miljard jaar oud was. Van dieren met harde skeletten en schelpen zijn fossiele overblijfselen gevonden vanaf ongeveer 570 miljoen jaar geleden.
De geologische tijd wordt ingedeeld in grote hoofdtijdperken, die weer onderverdeeld worden in perioden en vervolgens in series. Klimaat, gebergtevorming en de evolutie van het leven worden in een geologische tabel weergegeven en worden gebruikt als indicatie voor een volgend tijdperk.
De hoofdtijdperken zijn het Azoïcum (tijdperk zonder leven), het Paleozoïcum (tijdperk van het 'oude' leven), van 570 tot 225 miljoen jaar geleden, het Mesozoïcum (de middentijd), van 225 tot 65 miljoen jaar geleden en het Kenozoïcum, (tijd van het 'nieuwe' leven) van 65 miljoen jaar geleden tot nu.
Welke (kinderboeken)auteur werd geprezen om haar vertalingen van de Ilias en de Odyssee?
Thor
(Germaans: Donar) In de Noord-Europese mythologie de zoon van Odin en Fjorgyn. Hij was een god van de vruchtbaarheid en de donder. Hij stond voor ordeschepper tegenover de chaos. Het onweer werd veroorzaakt door zijn wagen, waarmee hij door de hemel reed. Als kind al was hij sterk, en daarnaast moeilijk opvoedbaar. Daarom werd hij opgevoed door twee bliksemgeesten, Vingir en Hlora. Hij groeide uit tot een enorme man, bijna een reus, met dezelfde kracht, en zijn hamer Mjöllnir maakte hem nog sterker. Met zijn hamer die altijd doel trof en dan weer in zijn hand terugkwam, vocht hij tegen reuzen.