Jevgeni Onegin
Held uit de gelijknamige roman in verzen van Poesjkin, de vroegste roman in de Russische literatuur, geschreven tussen 1825 en 1832. Onegin wordt beschouwd als de eerste van de zogenoemde lisjnie ljoedi (overtollige mensen). Na hem volgden bijvoorbeeld Lermontovs Petsjorin en Toergenjevs Roedin. Hoewel dit type mannen, meest grootgrondbezitters, een goede opvoeding genoten heeft zijn ze, in Onegins geval door een mooie erfenis, financieel onafhankelijk geworden en hoeven dus niets uit te voeren. Maar ze zijn tegelijkertijd ongelukkig met hun levensstijl en lijden daardoor aan depressieve gemoedstoestanden, een kwaal die de dichter vergeleek met wat in het Engels spleen, zwaarmoedigheid, heet. Poesjkins splin (Hfst 1, couplet 38)kwam zo in de Russische literatuurbeschouwing terecht. De Franse dichter Baudelaire heeft later het begrip gebruikt in zijn gedichtenreeks Spleen I, II, III en IV en beschouwde dit levensgevoel als kenmerkend voor de romantiek.
Welke (kinderboeken)auteur werd geprezen om haar vertalingen van de Ilias en de Odyssee?
Thor
(Germaans: Donar) In de Noord-Europese mythologie de zoon van Odin en Fjorgyn. Hij was een god van de vruchtbaarheid en de donder. Hij stond voor ordeschepper tegenover de chaos. Het onweer werd veroorzaakt door zijn wagen, waarmee hij door de hemel reed. Als kind al was hij sterk, en daarnaast moeilijk opvoedbaar. Daarom werd hij opgevoed door twee bliksemgeesten, Vingir en Hlora. Hij groeide uit tot een enorme man, bijna een reus, met dezelfde kracht, en zijn hamer Mjöllnir maakte hem nog sterker. Met zijn hamer die altijd doel trof en dan weer in zijn hand terugkwam, vocht hij tegen reuzen.