nationaal-socialisme
Het nationaal-socialisme was de Duitse variant van het fascisme, dat grotendeels zijn wortels heeft in de politieke onrust en de economische problemen na de Eerste Wereldoorlog. De National-Sozialistische Deutsche Arbeiter Partei (NSDAP) veroverde in 1933 onder aanvoering van Adolf Hitler de macht door politiek manoeuvreren en terreur.
Het nationaal-socialisme kent geen vaste, samenhangende leer, maar is opgebouwd uit verschillende elementen. Belangrijk zijn de verering van geweld en het geloof in de superioriteit van het Germaanse ras. Uit deze laatste gedachte volgde enerzijds de eis tot Lebensraum voor het Duitse volk en samenvoeging van Duitssprekende volken in de Duitse staat (Heim ins Reich-gedachte) en anderzijds vernietiging (Joden) of dienstbaarheid (Slaven) van andere volken. De geweldscultus kreeg gestalte in paramilitaire en militaire organisaties als de SA (Sturmabteilung) en de SS (Schutzstaffel).
Welk zeilschip werd vanaf de 17e eeuw gebruikt als vrachtschip voor de binnenwateren?
oligarchie
(Grieks: oligos = weinig, archein = heersen) Dus regeren door enkelen. De term is afkomstig uit de Politeia van Plato en vormt een van zijn drie slechte regeringsvormen. Voorbeelden van oligarchieën waren de Griekse stadstaten Athene en Sparta gedurende bepaalde perioden van hun bestaan. Hetzelfde geldt voor de Hollandse steden tijdens de Republiek.
Zie ook communisme en fascisme.