Anaxagoras
(ongeveer 500-428 v.Chr.) Griekse filosoof en astronoom. Doceerde in Athene, maar werd wegens goddeloosheid verbannen (hij had beweerd dat de zon een gloeiende steenklomp was). Volgens Anaxagoras is de wereld opgebouwd uit kleine deeltjes (door hem 'zaden' genoemd), oneindig in aantal en soort, die aanvankelijk een chaos vormden. De Nous (goddelijke intelligentie) bracht deze chaos zodanig in beweging dat het gelijke zich bij het gelijke voegde en het verschillende zich van het verschillende afscheidde. Zo ontstond er een geordende wereld, die voortaan door de wetten van oorzaak en gevolg geregeerd werd. Het opmerkelijke aan zijn filosofie is zijn stelling dat de werkelijkheid eeuwig is: ze is niet uit het niets ontstaan en ze zal evenmin in het niets verdwijnen.
Welke (kinderboeken)auteur werd geprezen om haar vertalingen van de Ilias en de Odyssee?
Thor
(Germaans: Donar) In de Noord-Europese mythologie de zoon van Odin en Fjorgyn. Hij was een god van de vruchtbaarheid en de donder. Hij stond voor ordeschepper tegenover de chaos. Het onweer werd veroorzaakt door zijn wagen, waarmee hij door de hemel reed. Als kind al was hij sterk, en daarnaast moeilijk opvoedbaar. Daarom werd hij opgevoed door twee bliksemgeesten, Vingir en Hlora. Hij groeide uit tot een enorme man, bijna een reus, met dezelfde kracht, en zijn hamer Mjöllnir maakte hem nog sterker. Met zijn hamer die altijd doel trof en dan weer in zijn hand terugkwam, vocht hij tegen reuzen.