Kloosterorde
In groepsverband in kloosters levende mannen (kloosterbroeders) of vrouwen (kloosterzusters). Op basis van hun religieuze overtuiging trekken zij zich terug uit het gewone dagelijkse bestaan. Alle wereldgodsdiensten kennen een vorm van kloosterleven. Er zijn veel Roomskatholieke kloosterorden, zoals Augustijnen, Benedictijnen, Dominicanen, Franciscanen, Jezuïeten, Kapucijnen, Clarissen, Karmelietessen en Ursulinen. Zij proberen binnen de kloostergemeenschap te leven volgens de leer van Jezus Christus. Een streng geregelementeerd schema van gezamelijke gebedsdiensten vormt de basis voor het gemeenschapsleven.
Kloosterlingen beloven dat zij zullen leven in gehoorzaamheid, vrijwillige armoede en seksuele onthouding. De eerste westerse kloosters ontstonden in de vierde eeuw, pas in de zesde eeuw werden ze onderworpen aan officiële regels. Al bleven er verschillen in de strengheid van het kloosterleven tussen de diverse ordes. Kloosterlingen kunnen ondanks hun teruggetrokken leven op allerlei terrein werkzaam zijn. Bijvoorbeeld binnen de kloostermuren op bij het klooster horende akkers en wijngaarden, of daarbuiten als ziekenverzorgers of in het onderwijs.
Welke (kinderboeken)auteur werd geprezen om haar vertalingen van de Ilias en de Odyssee?
sympathie
Het onbestemde gevoel van innerlijke verwantschap met een andere mens. Meer in het algemeen: het vermogen om de vreugde en het leed van anderen mee te voelen. Op grond van de sympathie laat het welzijn of het leed van de medemens ons niet onberoerd. Hume, Schopenhauer en Feuerbach beschouwen de sympathie als de basis van alle moraal.